
“Wie is jouw beste instructeur?” Lang geleden stelde een strenge juf die vraag tijdens de theorieles op Waterstock House Training Centre.
Ik zat me suf te peinzen… We kregen daar les van echte hotemetoten, zoals Lars Sederholm en Yogi Breisner. Maar van de ‘gewone instructeurs’ leerde ik ook veel. Dus wie nou de beste was? De pleaser in mij vond het sowieso lastig om te zeggen dat ik de een beter vond dan de ander. Moeilijkmoeilijk.
Die ochtend had ik super gereden met Bilbo Baggins, een vriendelijke vos die eerder met twee hoeven in zijn neus Badminton had gelopen. Bilbo had enorm zijn best voor me gedaan en me een geweldig gevoel gegeven. Ik zat nog helemaal na te genieten :-)
Stiekem vond ik Bilbo toen mijn beste instructeur, maar dat zou wel een heel suf antwoord zijn… Dus ik dacht en ik dacht over wat ik zou zeggen. Ik begon al aardig te stressen wat ik moest zeggen. Gelukkig gaf de juf toen het juiste antwoord: “Je paard!”
Je paard is je beste instructeur
Die uitspraak was echt een eyeopener voor mij en ik heb hem meteen in mijn oren geknoopt. Achteraf was het heel apart: Waterstock was een super traditionele (top)sportstal en ‘Paarden als spiegel’ waren nog lang niet uitgevonden ;-) En toch werd het paard als beste instructeur gezien.
Een paard maakt paardrijden ook heel bijzonder. Je kunt direct in het hier en nu leren wat je goed doet en wat niet. Die feedback zul je van een tennisracket of zeilboot nooit krijgen. De feedback van je paard is niet altijd even leuk, maar hij klopt vaak wel.
Je paard als instructeur kun je op heel veel manieren toepassen. Ik geef je hier drie voorbeelden.
1 Je paard als instructeur vindt dat je het GOED doet.
Je paard gaat bijvoorbeeld heel fijn. Dan ben je vaak vooral aan het genieten (ik had nergens anders tijd voor toen ik met Bilbo reed ;-) ) Je gaat helemaal op in je gevoel: dit is paardrijden, zo is het bedoeld!
Dat is helemaal prima, maar je kunt er er nog meer mee doen: Wat doe jij dat het verschil maakt waardoor het paard goed gaat? Zo vaak hoor ik: “Ik doe helemaal niks, het gaat vanzelf” Maar als je dan heel goed oplet doe je wel degelijk iets. Kun je benoemen en terughalen wat je op dat moment doet?
2 Je paard als instructeur vindt dat je het NIET GOED doet.
Maar wat nu als het niet goed gaat? Onderzoek dan eens waardoor het niet goed gaat. Wat maakt verschil, waardoor gaat het (iets) beter? Gaat het op de andere hand of in een andere gang misschien beter? Of gaat het op het ene stuk van de volte beter?
Wat doe je zelf dan anders? Onderzoek dat eens. Kun je dat ook op de andere hand of in een andere gang ook zo doen? Blijf vooral niet hangen in het negatieve, maar zoek steeds de uitzondering. Wanneer gaat het net een klein beetje beter?
3 Je paard als instructeur vindt dat je het MWAH doet.
In de praktijk gaat het zelden helemaal goed of helemaal fout. Een paard gaat niet vaak voor een 0 of een 10, daar zit meestal van alles tussenin. Dan kan cijfers geven je helpen. Bijvoorbeeld op de volgende manier:
Bedenk je eens: welk cijfer geef ik (bijvoorbeeld) nu het gaan van mijn paard? Dan gaat het er niet om wat een jury je zou geven, het gaat om jouw waardering. Even later geef je opnieuw een cijfer en weer een en weer een. Steeds opnieuw blijf je cijfers geven.
Negen van de tien keer worden die cijfers vanzelf hoger. Niet omdat je royaler wordt ;-) maar omdat het vanzelf écht beter gaat.
Gebruik die instructeur!
Kortom: Benut de geweldige instructeur die je paard is. Hij kan je echt helpen beter en leuker te gaan paardrijden. En hij kost je niks extra :-)
© Albertine ’t Hoen